Het overgrote deel van de Nederlandse wielrenners gebruikte aan het eind van de jaren 90 en begin deze eeuw doping. Veel renners uit die tijd voelden zich gedwongen tot de keuze om doping te gebruiken of anders te stoppen met wielrennen.
Dat concludeert de Commissie Anti-Doping Aanpak onder leiding van oud-minister Winnie Sorgdrager in het rapport ‘Meedoen of stoppen’. De commissie is in december opgericht om de dopingcultuur in het Nederlandse wielrennen te onderzoeken.
Verwachtingen ploegleiding
‘Het was in hun ogen cruciaal voor het slagen van hun wielercarrière en het simpelweg kunnen voldoen aan de basale verwachtingen van de ploegleiding,’ stelt de commissie vast na gesprekken met tientallen (oud-)wielrenners, ploegleiders en medisch begeleiders.
Boogerd
Meerdere renners gaven in de afgelopen maanden toe doping te hebben gebruiktin die periode, onder wie Michael Boogerd, Steven de Jongh en Danny Nelissen.
Dopinggebruik is volgens de commissie gedurende een bepaalde periode na de introductie van epo ‘verankerd’ in de manier waarop de Nederlandse wielerploegen opereerden. Dat was vooral begeleidend en niet sturend.
Pakkans vergroten
De laatste jaren is volgens de commissie zeker in Nederland de houding ten opzichte van doping veranderd. Ploegen benadrukken momenteel hun dopingvrije aanpak.
Volgens de onderzoekers moet de wielersport meer kennis en deskundigheid van buitenaf verwelkomen. De commissie wil de pakkans vergroten, waarbij notoire gebruikers harder moeten worden gestraft. De verantwoordelijkheid voor controles en straffen moeten worden weggehaald bij de internationale wielrenunie UCI om belangenverstrengeling te voorkomen.