Amsterdam is het jeanscentrum van de wereld. Logisch dat er een opleiding komt die zich geheel richt op de ambachtelijke kant van denim.
Toen Dwight Breton van Groll (24) hoorde dat er in september 2012 een Jean School (inderdaad, jean zonder s) zou worden geopend in Amsterdam, twijfelde hij geen moment. ‘Ik vind denim de meest fantastische stof die er is. Je kunt er alles mee maken en het oogt altijd stoer,’ zegt Breton van Groll. Hij behoort met zestien medestudenten tot de eerste lichting van de nieuwe mbo-opleiding. In drie jaar worden de studenten opgeleid tot denim developer. Ze volgen vakken als ontwerpen, patroontekenen, naaien, pasvormen maken en wassen.
De Jean School speelt in op een behoefte van de denim-industrie. Die is in Amsterdam sterk vertegenwoordigd met merken als G-Star, Scotch & Soda, Kings of Indigo en Hilfiger Denim. Volgens initiatiefnemer James Veenhoff (40) bedraagt de omzet aan jeansgerelateerde mode in Amsterdam ruim 3 miljard euro. ‘De jeansindustrie zit te springen om vakmensen. Nu halen de bedrijven die vaak uit het buitenland of ze leiden ze intern op,’ zegt Veenhoff. Tony Tonnaer (44), eigenaar van het Nederlandse jeansmerk Kings of Indigo, beaamt dat technisch geschoold personeel schaars is: ‘Ik ben altijd op zoek naar vakmensen die patronen en proefmonsters kunnen maken en die de productiebedrijven in Turkije en Tunesië kunnen aansturen waarmee we samenwerken.’
Afgestudeerden van andere modeopleidingen in Nederland zijn vooral opgeleid voor het hogere segment van de mode. Zij beschikken niet over de technische vaardigheden die nodig zijn om jeans te maken. Bij de Jean School ligt de nadruk daarom op technieken als stone washing en zandstralen. ‘We willen voorkomen dat het ambacht verloren gaat,’ zegt Veenhoff. ‘Werken met denim is een vak apart.’ Steeds meer opleidingen ontstaan uit de behoefte aan vakmensen. De Jean School past daarmee in een bredere trend: het opnieuw waarderen van het ambacht.