Stoffen aanraken en kopen of schoenen aantrekken. Het Tijdelijk Modemuseum in Rotterdam moedigt het aan. ‘Mode gaat over jou!’
Vernieuwen lijkt het sleutelwoord bij Het Nieuwe Instituut. Volgens Guus Beumer (60), directeur van Het Nieuwe Instituut en artistiek leider, schuilt de kracht van de mode vooral in vernieuwing. ‘De mode heeft zelfs het idee van vernieuwing vernieuwd!’
Terwijl andere disciplines vooruitgang boeken door technologische innovaties, weet mode, volgens Beumer, steeds weer het verleden als een oneindige inspiratiebron te benutten. Om ons die historie vervolgens als de toekomst te verkopen. ‘Als een teletijdmachine.’
Met het opzetten van een grote expositie, getiteld Tijdelijk Modemuseum, wil Het Nieuwe Instituut bezoekers confronteren met veelgebruikte systemen in de mode. Daarbij is ruim aandacht voor het verleden in de vorm van archieven. Zo wordt een collectie unieke couturestukken (ruim 600) toegankelijk, die een Zwitserse, Eva Maria Hatschek (1924-2010), van de jaren vijftig tot in de jaren negentig aankocht en dagelijks droeg.
Juist het dagelijkse aspect staat centraal in het Tijdelijk Modemuseum. Te zien is hoe het tijdschrift Libelle in de jaren vijftig haar lezeressen uitlegde hoe zij een elegante New Look-creatie van oude jurken konden maken.
Designer
Het Tijdelijk Modemuseum wordt vanaf 13 september acht maanden lang ondergebracht in het gebouw van Het Nieuwe Instituut. Dat was de huisvesting van het voormalige Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam dat sinds begin 2013 onder leiding van Guus Beumer is gefuseerd met het Nederlands Instituut voor Design en Mode (Premsela) en het kennisinstituut voor e-cultuur tot Het Nieuwe Instituut.
De aanpak van de expositie doet denken aan een warenhuis. Zo is er bij de entree (deels zonder toegangskaart te bezoeken) een parfumerie-afdeling. Een ander deel is gericht op actuele modemerken. ‘Als een ultieme multi-brandstore met een selectie van de meest voorbeeldige stukken van het huidige seizoen.’ Het gaat Beumer duidelijk niet om het presenteren van een solistische designer.
‘Dus geen groot gala of een exceptionele avondjurk met extra vleugels.’ Wel wordt er een verklaring gezocht voor onze trouw aan bepaalde, vrij daagse uiterlijkheden, zoals de witte bloes, de trenchcoat en de rode lippenstift.
Tot tien jaar geleden werkte Beumer in de mode als artistiek directeur van de modemerken orson + bodil en SO, beide met hoofdontwerper Alexander van Slobbe. Het doet Beumer duidelijk plezier om nu weer met alle facetten van de mode bezig te zijn.
Met aanstekelijk enthousiasme vertelt hij hoe hij de expositie Tijdelijk Modemuseum in korte tijd realiseert. Daarbij wijkt hij af van de gebruikelijke procedures en de lange voorbereidingstijden bij het samenstellen van museale modetentoonstellingen.
Hij zegt graag in een snelle flow te handelen en vooral de actualiteit te willen toelaten. Precies zoals er ook in de mode wordt gewerkt. Zo zullen onderdelen van de expositie per maand wisselen en komen er halverwege de looptijd van de expositie kleren en accessoires van het nieuwe seizoen voorjaar 2016 aan bod.
Transparant
Net als in de mode werkt Beumer graag met bevriende relaties. Hij noemt dat voor hem een noodzakelijke en logische manier van werken, die volgens hem uiteindelijk vele anderen buiten zijn kring bij het project betrekt.
‘Ik ben hier gevraagd om mijn goede netwerken.’ Een werkwijze waarover hij graag transparant wil zijn, maar die hem als curator van de Nederlandse inzending voor de 54ste editie van de Biënnale van Venetië in 2011 flinke kritiek opleverde en hem recent weer in het nieuws bracht.
Een zo’n vriend, ontwerper Alexander van Slobbe, verzorgt nu als één van de zes curatoren onderdelen van de expositie, onder meer de samenstelling van een stoffenmagazijn met uitzonderlijke kwaliteitsmaterialen. ‘Met bijvoorbeeld de mooiste kasjmier. Als je het ziet, moet je echt “wauw” zeggen. En je mag er voelen en je mag er kopen.’
Mode biedt immers altijd de mogelijkheid om zaken even aan te raken of te passen voor de eventuele aanschaf. ‘En mode maakt graag van elke handeling een ritueel. Dat doen wij ook.’ Zo wordt de bezoeker straks ‘op een heel nette manier’ ontvangen en uit zijn jas geholpen, die vervolgens op een pop als tijdelijk onderdeel van de expositie wordt getoond.
‘Mode gaat over jou! En mode gaat over transformatie,’ meent Beumer. Daarom staan er naast veel spiegels ook pumps (van maat 28 tot 54) klaar in wat hij schertsend de ‘pumporama’ noemt. Zodat alle bezoekers (‘ook je grootvader’) kunnen voelen hoe hoge hakken je veranderen.
Elsevier nummer 35, 29 augustus 2015